Gedurende mijn academietijd in de jaren 50 liet ik mij in hoofdzaak inspireren door de werken van kunstenaars als Cezanne, Marquet, Soutine en de Vlaamse expressionisten, o.a. Permeke, Ensor, Tijdgat, en Brusselmans.

 

Daarna, in de vroege zestiger jaren, richtte mijn interesse zich meer en meer op de ‘schilderkunstige geste’, waarbij de verfbehandeling – de ‘organisatie van verf’ zonder teveel te willen vertellen – voorop stond. Dit dreef mij steeds verder naar de Abstractie. In eerste instantie waren mijn voorbeelden  CoBrA, later vooral de nieuwe Amerikaanse schilders zoals Pollock, de Kooning, etc.

 

 

Onder invloed van de Pop Art begon ik, bewust, schraal geschilderde werken te maken die niets meer waren dan simpele aanduidingen van de mij omringende wereld, als een reactie op het Expressionistisch verfgeweld van daarvoor.

 

Vanaf de tweede helft van de zestiger jaren ontstond meer engagement. Weliswaar nog steeds met weinig aandacht voor een doorwerkte manier van schilderen, ontstonden werken waarvan de onderwerpen sterker betrokken waren bij de actualiteit.